
Wat is kansarmoede?
De meeste mensen denken bij kansmarmoede snel aan een geldtekort. Men gaat ervan uit dat deze mensen uit luiheid om te gaan werken, arm zijn. Kansarmoede gaat niet alleen maar over geldproblemen. Het heeft verschillende gezichten:

Eerst hebben we generatiearmen. Dit wil zeggen dat mensen arm worden omdat ook hun ouders arm zijn. Het is een soort levensstijl die mensen niet kunnen doorbreken, omdat ze zijn opgegroeid in zulke omstandigheden. Ze weten dus niet beter, omdat ze zo'n levensstijl gewoon zijn.
Verder kent armoede ook een gezicht waar we de focus leggen op tewerkstelling. Mensen worden kansarm door een crisis, lage scholing, ziekte of een handicap. Deze mensen worden afhankelijk van overheidsinstellingen zoals het OCMW om te overleven.
Bovendien is de thuissituatie ook één van de gezichten. Alleenstaande ouders worden arm als gevolg van een echtscheiding of sterfgeval. "De eerste lijn" (Klasse) stelt vast dat vooral vrouwen hier problemen mee ervaren. Het klinkt logisch in de situaties waarin de vrouw ook nog eens instaat voor het onderhouden van kinderen na de echtscheiding, dan zal de vrouw het moeilijk krijgen.
Tenslotte speelt de etnische achtergrond ook een rol. "De eerste lijn" (Klasse) geeft dit de term 'gekleurde armen'. Allochtone ouders zijn vaak laaggeschoold en werkloos, met de nadruk op vaak en dus niet altijd. We lichten dit uit aan de hand van een verhaal uit eigen ervaring.
"Mijn ouders immigreerden van Marokko naar België met als reden een leven op te bouwen en dus permanent in België te verblijven. In Marokko hebben mijn beide ouders de mogelijkheid gehad om een diploma te behalen. Het niveau van het diploma dat ze behaalden in Marokko wordt in België niet als een hoog behaald diploma gezien, dus ze kregen al snel de stempel dat ze niet hooggeschoold zijn. Beide ouders zijn opzoek gegaan naar werk en zijn ondertussen ook naar school geweest om hun diploma te laten erkennen. Het waren enkele moeilijke jaren, maar ze hebben het gehaald."
- Chaïmae Sahri
Met dit voorbeeld tonen we graag aan dat de nadruk dat er gelegd moet worden op "vaak" van belang is, omdat de veralgemening hiervan kan leiden tot misverstanden. Er ontstaat een stigma en mensen gaan ervan uit dat alle allochtone mensen laaggeschoold of werkloos zijn.
Dus kansarmoede heeft te maken met:
- Slechte huisvesting (woningen waarin het binnen regent, kamers met schimmel, elektriciteitskabels die niet geaard zijn, vochtproblemen ...)
- Onderwijs (ongelijke kansen op school)
- Gezondheidsproblemen (ziekte, handicap)
- Missen van belangrijke vaardigheden (omgaan met geld, papierwerk in orde brengen en diensten raadplegen)
Kansarmoede en meertaligheid
Wat is meertaligheid?

Meertaligheid uit zich in het begrijpen, spreken of schrijven van meer dan 1 taal. Het is niet van groot belang hoe goed de persoon deze talen beheerst. Bij meertaligheid kan men ook spreken van het beheersen van meerdere variëteiten van eenzelfde taal zoals een dialect.
Wat met een leerling die meertalig is?
In de klas kan een leerkracht te maken hebben met meertaligheid. Op het moment dat er een meertalige leerling aanwezig is in de klas kan de leerkracht differentiëren om hem of haar te ondersteunen. Meestal begrijpt en spreekt de leerling Nederlands, maar is zijn of haar thuistaal anders dan de schooltaal, Nederlands.
- In de klas kan die leerling gebruik maken van een smartphone om woorden op te zoeken;
- Als er een medeleerling aanwezig is die dezelfde thuistaal heeft, kan hij of zij de opdracht of instructie uitleggen aan deze leerling.
- De meertalige leerling kan bij opdrachten samenwerken met een medeleerling met dezelfde thuistaal.
Wat doe je met een leerling in kansarmoede die meertalig is?
Dit is een combinatie dat vrij vaak kan voorkomen op multiculturele scholen. Die meertaligheid kan voordelen, maar ook nadelen met zich brengen.
De voordelen van meertaligheid bij een leerling is dat de leerling de noodzakelijke taalvaardigheden (vermogen tot geluidswaarneming, klankvorming, woordbegrip, zinsbegrip, zinsproductie) heeft ontwikkeld voor een goede taalverwerving. Uit onderzoekresultaten van het expertisecentrum Opvoedingsondersteuning blijkt dat kinderen die in een 'taalarme' omgeving opgroeien later moeilijkheden ondervinden met het verwerven van om het even welke taal.
Verder kun je de thuistaal van de meertalige leerling betrekken in de les. Als we kijken naar taallessen kan de leerkracht makkelijk vragen aan de meertalige leerling hoe hij of zij een woord in zijn of haar thuistaal uitdrukken. De leerkracht en medeleerlingen leren bij en de meertalige leerling maakt op die manier een makkelijke link in zijn hersenen met de vertaling van dat woord in zijn thuistaal.
De nadelen zijn dat kansarme leerlingen meestal onzeker zijn en niet om hulp durft te vragen of vragen stellen over opdrachten. Ze groeien op in een milieu waar ze op elke vlak zich anders voelen dan de 'normale' leerlingen die niets tekortkomen.
Dan focussen we ook op het feit dat vandaag de dag leerkrachten ervan uitgaan dat leerlingen over een telefoon beschikken. Dus om te differentiëren met een online woordenboek zal de leerkracht dit op een subtiele manier moeten achterhalen zonder dat de kansarme leerling voelt dat hij of zij nogmaals anders is dan de rest van de leerlingen.
Kansarmoede en polarisatie
Als het over armoede gaat, wordt er vaak erg zwart-wit gedacht. Rijke mensen zouden het aan zichzelf en hun harde inzet te danken hebben dat ze zoveel succes hebben in het leven, daarom verwijt men arme mensen vaak dat zij het arm zijn ook aan zichzelf te danken hebben. Arme mensen worden vaak bestempeld als lui, ze zouden geen moeite doen, ze zouden snel opgeven, enz.

De laatste jaren lijkt het aantal vooroordelen over kansarmoede niet alleen toe te nemen, maar schiet de berichtgeving ook tekort. Sommige politici verspreiden halve waarheden of leugens die vooroordelen over mensen in armoede in stand houden. Ook de media maakt zich af en toe schuldig aan het verspreiden van niet correcte informatie over armoede. Daarnaast gebruikt ze vaak dezelfde negatieve stereotype beelden wanneer het gaat om mensen in armoede. (Voorbeeld: daklozen worden bijna systematisch in de media in beeld gebracht met alcohol in de buurt. Uit onderzoek blijkt dat minder dan 13% van hen een drankprobleem heeft. Een stuk lager dan bijvoorbeeld huisartsen).
Vooroordelen over mensen in armoede hebben zware gevolgen. Ten eerste voor de mensen in armoede zelf. Naast de schaamte die verbonden is aan het leven in armoede komt daarbij dat men zich schuldig gaat voelen. Veel vooroordelen gaan uit van het individuele schuldmodel: mensen in armoede zijn arm omdat ze dom of lui zijn. Mensen in armoede worden herhaaldelijk geconfronteerd met het gekende verhaal van 'eigen schuld, dikke bult' en voelen zich daardoor schuldig over hun eigen armoedesituatie. Sterker nog, door de schaamte en het schuldgevoel durven veel mensen in armoede geen hulp vragen.
Ook voor de samenleving als geheel hebben die vooroordelen en foute veralgemeningen negatieve gevolgen. Sommige politieke keuzes worden gemaakt op basis van dergelijke vooroordelen. Voorbeeld: Er worden grote bedragen uitgegeven om iedereen aan het werk te krijgen en mogelijk fraude bij mensen met een werkloosheidsuitkering op te sporen. Uit onderzoek blijkt ten eerste dat dit soort fraude erg weinig voorkomt, slechts 1% van de mensen met een werkloosheidsuitkering maakt zich hier schuldig aan. Daarnaast zijn er niet voldoende jobs voor iedereen en is er een groter wordende groep van werkende armen.
(Bron: ATD Vierde Wereld, 2019)

Doordat sommige politici de vooroordelen over armoede in stand houden, maken ze zich schuldig aan polarisatie. Men gaat arme mensen allerlei dingen verwijten: ze willen niet werken omdat ze lui zijn, ze zouden veel kinderen maken om meer kindergeld op te kunnen strijken, ze zouden profiteren van het sociale systeem, enz. Daardoor hebben mensen vaak het gevoel dat arme mensen profiteurs zijn en dat zij op kosten leven van de zuurverdiende centen van een ander, wat natuurlijk frustraties in de hand brengt. Daardoor gaan mensen vaak met hun vinger zwaaien als het over armoede gaat, men gaat snel een oordeel vellen.
Het wij-zij-gevoel is helaas nog steeds een groot probleem, één dat moeilijk te doorbreken is. Bij polarisatie is het als leraar belangrijk om in dialoog te gaan met je leerlingen. In het geval van kansarmoede ligt dat natuurlijk iets gevoeliger, kansarme leerlingen schamen zich er vaak voor. Probeer als leraar armoede bespreekbaar te maken in de klas en wijs de leerlingen erop dat het niet de schuld is van de arme zelf, niemand kiest er tenslotte voor om arm te zijn. Het is belangrijk dat leerlingen leren verschillende kanten van het verhaal te bekijken en zich leren in te leven in een ander.
Uitsluiting van kansarmen
Mensen in armoede worden vaak systematisch uitgesloten in de samenleving. Denk hierbij aan:
- Huisvesting: mensen in armoede wonen vaak in ongezonde woningen, daarbij komt dat vele mensen niet graag een woning verhuren aan mensen in armoede omdat men bang is geen geld te ontvangen en omdat men denkt dat arme mensen per definitie ook vuile mensen zijn ...
- Onderwijs: denk hierbij aan selecties bij inschrijvingen op scholen, overhaaste verwijzingen naar het buitengewoon onderwijs ...
- Gezondheidszorg: 'dure' behandelingen zijn vaak onbetaalbaar voor mensen die in armoede leven, arme mensen wonen vaak ook in ongezonde woningen ...
- Tewerkstelling: mensen in armoede hebben het moeilijker om op de arbeidsmarkt terecht te komen door gebrek aan een geschikt diploma, doordat ze de taal niet goed spreken, doordat ze geen vervoer hebben, door gezondheidsproblemen ... en als ze werk hebben, zijn het vaak vuilere, ongezondere en/of minder goed betaalde jobs.
- Cultuur: mensen in armoede kunnen vaak niet deelnemen aan culturele activiteiten, ze hebben vaak ook minder culturele kennis van thuis uit meegekregen
(Bron: Kanmaz,M. 2020)
